De kracht van de klacht van Alicja Gescinska
Alicja Gescinska is schrijfster en filosofe aan de Universiteit van Buckingham.
Ze is ook voorzitter van PEN Vlaanderen en VUB Fellow.
Haar column verschijnt tweewekelijks in De Morgen
ALICJA GESCINSKA
Don't complain, do something. Nu Kamala Harris zo goed als zeker de Democratische presidentskandidaat zal zijn, wordt haar levensmotto in talloze krantenartikelen en onlineberichten weer opgedist. Het is een fraaie, kernachtige frase die Harris naar eigen zeggen iedere dag motiveert om aan de slag te gaan.
In een handvol woorden liggen de hele levenswijze en levenswijsheid gevat die Harris dankt aan haar in 2009 overleden moeder. "Ik ben opgevoed om problemen op te lossen", aldus Harris over haar moeder, die als biologe een belangrijke bijdrage leverde aan het onderzoek naar borstkanker. In The Truths We Hold: An American Journey, Harris' memoires uit 2019, verschijnt haar moeder als een morele mastodont, als het kompas waarop dochterlief haar daden altijd weer richt. Bij alles wat ze doet, vraagt ze zich af: wat zou mijn moeder ervan denken?
Enerzijds sympathiseer ik met de onderliggende gedachte. Don't complain, do something is de Amerikaanse variant van de levenskunst waarin iedere Gentenaar zich bekwaamt: nie neute, nie pleuje. Niet bij de pakken blijven zitten. Niet lijdzaam verwijlen bij gelamenteer over wat fout loopt. Wacht niet tot anderen de wereld veranderen, stroop zelf de mouwen op. En misschien heb ik het zelf al eens gezegd of geschreven: van klagen wordt niemand beter.
Het is me een raadsel waarom politici die een negatieve retoriek van geklaag hanteren electoraal goed scoren. Blijkbaar houden kiezers van politici die een heel eind op kunnen zeuren. In onze privélevens zijn klagers veelal onuitstaanbaar, dus waarom willen we zulke lieden dan wel op het politieke voorplan?
Anderzijds wil het toeval dat ik zojuist de proefdruk van een boek heb gelezen dat de waarde van de politieke weeklacht toont, en waardoor ik Harris' credo zou willen corrigeren. Ik heb het over Over onrecht van Judith Shklar. Shklar is een van de meest miskende politieke denkers van de vorige eeuw. Over onrecht wordt zelfs pas de eerste Nederlandse vertaling van Shklar. Toen zij in 1992 stierf, ging dat haast geruisloos voorbij. Pas na haar dood begon langzaam door te dringen wat een originele en erudiete denker zij was.
Een van de eersten die aan de herontdekking van Shklar heeft gewerkt, is niemand minder dan Paul Magnette, die over Shklar een fijn en fijnzinnig boekje heeft geschreven: Le libéralisme des opprimés (2006). De bij ons zo vaak vermaledijde Magnette heeft in zijn kennis van het politieke denken zijn gelijke niet in het Vlaamse politieke landschap. Zelfs indien je hem als politicus niet mag, verdient hij als politicoloog je aandacht.
Shklar werd in 1928 in Riga geboren, als lid van de Duitstalige Joodse minderheid. Ze vluchtte met haar gezin eind jaren dertig voor het bolsjewistische en nazistische geweld. Na een odyssee van ruim een jaar, inclusief maandenlange opsluiting in een kamp voor mogelijk vijandige vluchtelingen, begon Shklar aan een nieuw leven in de nieuwe wereld, eerst in Canada en dan in de VS. Ze was haar hele academische loopbaan verbonden aan Harvard University.
In haar politiek-filosofische werk, met een sociaal-liberale ondertoon, buigt ze zich over het alledaagse kwaad, de kleinmenselijke psychologie waardoor mensen elkaar zo vaak de duvel aandoen. In Over onrecht gaat het onder andere over onze neiging tot gemakzucht. Veel onrecht in de wereld geschiedt niet door kwaadaardige mensen, maar door de passieve massa die wegkijkt, die zich niet moe wil maken, die het eigen comfort laat primeren boven de strijd tegen andermans ellende. 'Passieve onrechtvaardigheid', noemt Shklar het. Om daar de strijd mee aan te binden, moeten we volgens Shklar beginnen met onze ogen, onze mond én onze oren te openen: alles begint bij klagen.
Het is een democratische plicht om te luisteren naar mensen die beweren slachtoffer te zijn van onrecht. Wat ook de oorzaak van hun grieven is: verandering is pas mogelijk als we luisteren naar de aanklacht van het onrecht. Shklar verwijst naar de vrouwenemancipatie als voorbeeld van hoe klagen de voorbode van sociale verbetering is gebleken. "Is het een tegenslag of een onrecht om vrouw te zijn?", vraagt ze zich af. Volgens haar is als vrouw geboren worden begonnen als natuurlijke tegenslag, maar door culturele en sociale factoren geëvolueerd naar een onrecht dat verholpen kan én dus moet worden. Een onrecht dat aangeklaagd moet worden. Onrecht mag dan negatief zijn, erover kunnen klagen is een motor van maatschappelijke vooruitgang. Vandaar de kleine correctie op Harris' credo en politieke leidraad: do complain and do something.
Reacties
Een reactie posten