Corona ontvlucht #02 2020

 

De straat is lang en leeg, verlaten, een aangenaam gevoel. Je kijkt op ruimte die ergens naartoe leidt en niet gevuld is. De contrasten der overhangende boomkruinen zijn fris en geel, met donkere partijen. Vooral de leegte treft en is verschillend van de drukte en het gerammel dat er anders heerst. Rustig, leegte met vogelgefluit in hoge kruinen: meesjes, roodborstjes en een virtuoze merel die een klankregister opentrekt. De kantwegeltjes zijn stoffig en droog en eng. Maar heel de overzichtelijke ruimte van de kasseienweg geeft vergezicht en overzicht. Dan sla ik linksaf het geboortebos is : een contrast  van roze achterbomen en ‘t wilde groen op de voorgrond. De wilde  schaduwen liggen als lange schijngestalten, spookachtige geesten over het struikgewas. Ik loop door de enge plantengroei, geflankeerd door dunne stammen van het jonge geboortebos. Eiken, berken, vlier en beuk in een koor samen gedrumd en aan de andere kant, bramen.

Dan bereik ik een omgevallen berk die als een zilveren slang het oude wilde bos afsluit en waar je rusten kan, alles op kniehoogte aanschouwend. De stilte en het licht vallen als geesten over je huid. Stilaan ontwaar ik stam na stam, roodachtig, dor, vibrerend, verspringend van één naar 3, van recht naar schuin. Je rust en luistert en het bos beweegt over je heen, gaat aan je voorbij en legt zijn hand op je schouders en laat de stilte en het lied der vogels in je zinken. Plots duikt een donkere gestalte voor je op , en wenkt en lonkt , gaat voor en fluistert en wijst. Hij loopt vooruit op het smalle scheefgezakte pad tussen het wilde bos en ’t geboortebos, dat stam op stam als snaren gerangschikt staat, een koor van rechtopstaande lijnen en zacht gebladerte. De man met de rode pet verdwijnt in de verte, verkleint en wacht, een witte tak aanklampend die wijziging van richting aangeeft. Dan draait het bos naar links over een gedroogde sloot, tussen schrapende bramen en opdringerige stengels, verwilderd, en keert naar rechts. De bomen zijn nu gebroken en hangen half gekliefd en glad met de kruin naar beneden. Houtsplinters steken uit de oranje stam. Een netwerk van witte takken duikt naar beneden en slingert zich tussen ’t groene groeisel. Een wirwar van lijnen, takjes, een gerond vlechtwerk van draaiende nesten, zo wild, zo jungle-achtig wordt het plots beschaafd. De aanplantingen vermenselijkt, een verstoken huis duikt op in ’t groen. Waar is de man die als een rode stip verdween? Huist hij hier? Alles ziet er verlaten uit met een schijn van bewoning door de zonnetent die 50 cm overhangt. Mijn ogen zoeken de ramen af, geen schijn van beweging. Het terras is leeg. De deuren gesloten . Achteraan een zwembad met gesnoeide buxus , verlaten , leeg. Een metalen trap duikt in de kom. Ik kan niet zien of er water in zit. De nabije tuin is minimaal onderhouden, behalve het park zelf dat net als het geboortebos verwilderd witte gevelde en gescheurde bomen opvangt en Rousseau-achtige toestanden bewaart. Vreemde uitstraling.

De inrit ernaast vertoont geen enkele dag beweging. Een hoop blauwe baches overdekt afbraak, vuil en een mercedes SUV werd na weken geen millimeter verzet. Hij suggereert aanwezige aanwezigheid . Maar die is er niet. Op een dag zie ik 2 klapdeurtjes, jaloezieën als vleugels, de zijdeur omkransen. Er is stille beweging. Ik wandel op een brede inrit vol gras de volle lengte langs het park tot aan de dode straat. Er staat een kleine container buiten. Dus er is toch iemand. Is het de man met de rode pet die als een verstoken insect het huis bewoont? 


Reacties